BOEM 2022 : De Pioniers

1. Henri Pousseur

Scambi (1957) - 6’ 31”

In 1957 werkt Pousseur in de studios van de Italiaanse RAI. Hij werkt daar aan een stuk van willekeurige elektronische muziek, op uitnodiging van Luciano Berio. Hij had Berio het jaar daarvoor ontmoet tijdens de beroemde zomercursussen in Darmstadt; hun vriendschap duurde hun hele leven.

Scambi is een elektronisch werk met een variabele structuur. Het bestaat uit zestien paar segmenten (door Pousseur "lagen" genoemd) die op verschillende manieren kunnen worden samengesteld. Het oorspronkelijke idee van Pousseur was om deze lagen op afzonderlijke spoelen te leveren, zodat de luisteraar zijn eigen versie kon samenstellen. Bij de creatie werden verschillende versies gerealiseerd, twee door Luciano Berio, één door Marc Wilkinson, en twee door de componist zelf: een langere van ongeveer 6’30” en een kortere van iets meer dan 4’00”. Een van Berio's versies is met 3’25” nog korter.

Pousseur stelde twee principes vast om de segmenten met elkaar te verbinden. Het eerste is dat er een zo volledig mogelijke overeenstemming in karakter moet zijn tussen het einde van het ene segment en het begin van het volgende, met als doel overgangen zo onmerkbaar mogelijk te maken. De tweede is dat het formele verloop wordt gemarkeerd door de opeenvolgende dominantie van de verschillende karakters. Zo worden Berio's structuren gekenmerkt door een gelijkmatige verdeling van de verschillende karakters over het stuk, terwijl Wilkinson's verbindingen de nadruk leggen op contrasteffecten.

Scambi ging in première in Milaan in mei 1957, als onderdeel van een concert van Incontri Musicali. Belangrijk bij Scambi is dat het een alternatief biedt voor de seriële muziek. Beiden zijn een manier om het periodieke aspect van de toenmalige muziektrend te vermijden. Ook is Scambi een van de eerste keren dat witte ruis werd gebruikt in een geluidscompositie.

Trois Visages de Liège (1961) - Voix de la Ville 4’00

Van 1954 tot 1961, vijf jaar van onafgebroken onderzoek, is het fascinerend om te zien dat elk stuk van Pousseur telkens verschillende problemen aanpakt en nieuwe oplossingen vindt. Trois visages de Liège werd gecomponeerd in het voorjaar van 1961 in de studio's van Apelac als muzikale begeleiding van het spektakel 'Formes et Lumière' die Nicolas Schoeffer bedacht voor het Palais des Congrès in Luik. Het stuk werd onmiddellijk gecensureerd en vervangen door formalistische muziek van onvergelijkbaar minder belang. Deze episode werd verwerkt in een reeks interviews ter voorbereiding van de film Hommage Au Sauvage (2005). Misschien waren erin de echo's van de grote stakingen van 1960 te horen...

Bio

Henri Pousseur, (Malmedy 1929 - 2009 Brussel) was een Belgisch componist.

Hij werkte in de elektronische studio's in Keulen (1954), in Milaan (1957) en richtte de Brusselse studio op in 1958. Sindsdien werkt hij voortdurend samen met Michel Butor en schreef heel wat instrumentale nieuwe muziek.

In 1957 gaf hij les in Darmstadt, daarna in Keulen, Basel en Buffalo. In 1970 keerde hij terug naar België als professor compositie. Hij werd directeur van het Koninklijk Conservatorium van Luik en richtte samen met Pierre Bartholomée het Centre de recherches et de formation musicales de Wallonie op. Dat is nadien het Centre Henri Pousseur geworden. In de jaren tachtig vroeg Maurice Fleuret hem het Institut de pédagogie musicale de Paris op te richten, een filiaal van het IRCAM (Institut de Recherche et Coordination Acoustique/Musique).

Henri Pousseur werd in 1995 door het Jules Destrée Instituut gekozen tot één van de Honderd Walen van de Eeuw en komt aan bod in hoofdstuk 55 “Un terroir fertile en créateurs” van Hervé Hasquin gebundeld in “La Wallonie son histoire”.

Henri Pousseur overleed op 6 maart 2009 op 79-jarige leeftijd. Een week later werd ter ere van hem het Ars Musica festival gehouden, dat niet postuum had mogen zijn.

[- naar index -] [- begin pagina -]

2. Herman Van San

Opus Electronicum (1956-57) - Geometrische Patterns

Herman Van San is een componist wiens werken pas zeer recent (2002) beschikbaar zijn gekomen dankzij het werk van Prof. Herman Sabbe (RUG), die de nalatenschap van zijn werken onderhoudt. Een van deze lang bewaarde juwelen is Opus Electronicum (1956/57), een reeks elektronische stukken uitgewerkt in technische schrifturen. Van deze stukken leken de "Geometrische Patterns" het meest voltooid, klaar voor realisatie.

De "partituur" van deze "Geometrische Patronen", of "Drehbuch" zoals Herman Van San het noemt, bestaat uit vier afzonderlijke delen. Het eerste beschrijft de 24 gebruikte "Spektrale Strukturen". Het tweede hoofdstuk beschrijft eveneens 48 "Hz. Patterns" en 48 "dB Patterns". Het derde deel "Operationen" is een soort afspeellijst die de volgorde aangeeft waarin deze "Spektra" en "Patterns" moeten worden gebruikt, gebundeld in 10 "Sätze". Dit is in feite de kernbeschrijving van het stuk zelf met zijn 10 delen van verschillende duur. Het laatste deel "Symbolik" verklaart alle afkortingen en symbolen die in de "partituur" worden gebruikt. Dit deel bevat in feite de sleutels tot een beter begrip van de voorgaande hoofdstukken.

Elk van de "Spectrale Strukturen", zoals uitgelegd in hoofdstuk 4 van het "Drehbuch", bestaat uit 4 verschillende geluidsbronnen. Elk van deze 4 geluiden heeft een ander karakter en wordt gebruikt met verschillende soorten galm, zodat er in totaal 12 verschillende geluiden zijn. Deze zijn toegewezen aan een quadrofonisch geluidssysteem. Tijdens de realisatie, meer dan 40 jaar later leek, vanwege de aard van deze geluidsbronnen, CSound de beste keuze om te implementeren, omdat alle geluidsbronnen daar al zijn ingebouwd.

Bron en Muzikale realisatie (2002): Peter Swinnen.

De uitvoering tijdens BOEM 2022 voegt aan deze merkwaardige compositie twee extra elementen toe. Er is een meer uitgebreide ruimtelijke beleving. De oorspronkelijke realisatie op 4 sporen werd door een algoritme gespatialiseerd over 16 sporen en dit op basis van de dynamiek en van toeval.

Greet Martens

Het was rond de tijd van het werken aan de ruimtelijke component dat Dirk Veulemans getroffen werd door het werk van Greet Martens in de Antwerpse galerij De Zwarte Panter. Haar vormentaal lijkt erg verwant met de klanken die Van San bedacht. Door haar expositie lopen was als het ware kijken naar deze muziek. Deze parallel wordt in een statische, maar mooie video samen met de muziek getoond.

Video en Spatialisatie: Dirk Veulemans

Bio

Herman van San (Mechelen 1929-1975)  verliet de stroming van de seriële muziek, die hij al in 1953 in verschillende geschriften en composities als een recessie in de klassieke academische technieken achter zich liet. Hij probeerde in de geest van het logisch positivisme te zoeken naar een volledig nieuwe basis van muzikale compositie in combinatie met een breed wetenschappelijk onderzoek op het gebied van akoestiek, wiskunde, psychologie, esthetiek enz. De volledige mathematische controle van alle parameters van een compositie en ook het onderzoek naar de ontvangst van geluid leidden bij hem tot unieke resultaten in klank en vorm. Hij probeerde een soort logische code voor klankproductie te ontwikkelen die zich concentreerde in wiskundige formules. Een compositie, in zijn manier van denken, zou de uitdrukking moeten zijn van een logische wiskundige structuur en niet meer van een componist zijn individualiteit. De volgende stap was om de componist te vervangen door een computer die alle verschillende soorten structuren kan reproduceren, opgebouwd uit zijn onderzoekswerk.

[- naar index -] [- begin pagina -]

3. Raoul De Smet

Ipemerij (1975)

IPEMERIJ werd eind 1975 afgewerkt en in 1976 door BRTN uitgezonden.

Zoals toen de gewoonte was, is het werk analoog samengesteld met klanklagen uit de beschikbare toestellen. Eigenlijk is het een soort collage met niet elders gebruikte sequenties. Het is ook een van De Smets eerste stereowerken.

Muinkpark om 5 uur (1976) - stereo – prelude 3'19” – promenade 6'53”

Dit is een compositie van bijna 50 jaar geleden. Deze werd uitgezonden op BRT-3 en werd uitgevoerd op het 1ste Electrofestival Brussel in november 1980. Indien de notities over constructie en dergelijke bewaard gebleven zijn, dan liggen die wellicht in het archief in Hogent. De titel verwijst naar het park in de buurt van de IPEMstudio: "Ik ging daar dagelijks in de namiddag om (17u) wat ontspannen en mediteren. Het was tijdens de hete zomer van 1976."

Bio

Raoul De Smet (°1936) studeerde Romaanse filologie en muziekgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Hierna volgde hij een specialisatiejaar als beursstudent in Madrid en Salamanca. Vier jaar was hij werkzaam in Tunesië als lesgever; hij doceerde tot 1996 Spaans aan de Katholieke Vlaamse Hogeschool te Antwerpen.

Zijn muzikale basisopleiding (solfège, harmonie, piano) genoot hij aan de Muziekacademie van Deurne. Na zijn lessen harmonie bij Ivo Mortelmans is hij eerst aan het componeren gegaan in de dodecafonie. Vanaf 1966 ging hij compositie ging studeren bij Lucien Goethals en Louis De Meester aan het IPEM te Gent, bij August Verbesselt te Antwerpen en bij Ton de Leeuw te Amsterdam. Door zelfstudie van theoretische werken (Schönberg, Krenek, Koechlin, Messiaen, e.a.) en van partituren, en door het beluisteren van allerlei genres heeft hij een persoonlijke taal ontwikkeld.

Na een een initiatiecursus in het IPEM heeft hij daar met regelmaat tussen 1972 en 1982 gewerkt. Toen het IPEM de deuren sloot, heeft hij zich uitsluitend nog toegelegd op instrumentale en vocale muziek. Hij schreef werk voor kameropera's, voor symfonisch orkest, een zestal concerto's (piano, viool, saxofoon, cello, accordeon met kamerorkest, voor kamerensembles en solisten. Uitvoeringen op verschillende podia in Europa, en ook in Canada, China, Brazilië, Mexico.

In 1976, 1985 en 1990 organiseerde hij Elektronische Muziekdagen in het ICC en deSingel.

Uitgebreide informatie bij MATRIX [Centrum voor nieuwe muziek]

[- naar index -] [- begin pagina -]

4. Arsène Souffriau

Trois Études Pour Maldoror (1962) - Étude 1 en Étude 3

Dit werk, gerealiseerd in 1962, is in zekere zin een proefversie van een project Les Chants de Maldoror van Lautréamont dat eigenlijk nooit is voltooid. Het is een stuk toegespitst op stem waarbij gebruik gemaakt werd van technieken als transpositie, vertraging tot 3 of 4 octaven, montage en looping en vervolgens wederom verplaatst van octaaf tot nieuwe compleet andere ritmes, gefilterd met ring modulatie en toevoeging van galm. Het stuk bevat ook piano, grote trom, een akkoord van een orkest en een repetitief effect geplaatst op losse noten van een panfluit.

De première vond plaats in de Stalker Zaal te Brussel op 30 juli 1983, zowat 21 jaar na de voltooiing van het werk. Een jaar later werd het stuk opgevoerd op het Festival de Musique Electronique de Bourges (10 juni 1984). De derde voorstelling vond plaats op 8 april 1990 in het Paleis van Schone Kunsten in Brussel en de laatste keer op 27 maart 1994, in het kader van een evenement georganiseerd door FeBeMe (Belgische Federatie voor Elektro-akoestische Muziek) in het Flageygebouw (Maison de la Radio) in Brussel.

Bio

Arsène Souffriau (1926 is ongetwijfeld een sleutelfiguur uit de eerste Belgische generatie componisten van elektronische en experimentele muziek naast Henri Pousseur, Karel Goeyvaerts en Leo Küpper.

Hij studeerde tussen 1939 en 1943 aan het Koninklijke Muziek Conservatorium te Brussel. Van 1942 tot 1948 volgt hij een opleiding compositie, contrapunt, fuga, orkestratie en muziektheorie bij de Belgische componist en muziekcriticus Francis de Bourguignon. Souffriau’s eerste composities dateren van 1943. In 1950 sticht hij het Kamerorkest van Brabant en dirigeert hij werken van zowel Belgische als buitenlandse componisten.

Door zijn inetersse in de zogenaamde functionele muziek: muziek voor films, documentaire en theater, wordt hij hoofd geluidstechniek bij de Belgische televisie (waar hij zal blijven tot 1985). In het kader van de Wereldtentoonstelling te Brussel in 1958 leert hij Pierre Schaeffer kennen die daar zijn Concert de Bruits presenteert, evenals de Belgische componist Henry Pousseur die Souffriau de mogelijkheid biedt in de late uren gebruik te maken van zijn APELAC studio in Brussel. Samen met Pousseur en de jonge verwante componist Leo Küpper start Souffriau hier met zijn eerste experimenten in elektronische en concrete muziek. In 1959 start zijn eigen studio: de Studio BIMES (Bureau d’Illustrations Musicales, Electroniques et Sonores).

In de loop van de jaren ’70 maakt Souffriau deel uit van Groupe Fusion samen met André van Belle, Violette Beaujeant en Madeleine Fabrice die ook reeds met Karel Goeyvaerts samenwerkten. Groupe Fusion was een ensemble voor geïmproviseerde muziek met gebruik van live electronics die Souffriau voor zijn rekening nam.

Hoewel zijn werk vaak gebaseerd is op wiskundige formules heeft het een niet-academische en soms zelfs naïeve uitstraling hetgeen aan zijn oeuvre een ongewoon en zeer eigenzinnig karakter geeft. Tot 1999 componeerde Arsène Souffriau meer dan 500 werken waarvan er 430 op band werden opgenomen. Slechts 42 van zijn werken werden gepubliceerd en zijn enkel op intussen zeer zeldzame private lp-uitgaven beschikbaar. Zijn muziek is wereldwijd gespeeld en uitgevoerd, waaronder op het Festival de Musique Electronique de Bourges.

[- naar index -] [- begin pagina -]

5. Lucien Goethals

Contrapuntos (1966)

De partituur voorziet twaalf geluidslagen, alle transposities van gelijkaardig materiaal die in superpositie met elkaar verstrengeld worden (vandaar de naar contrapunt verwijzende titel) en die, bij een optimale uitvoering, ruimtelijk verspreid over twaalf kanalen uitgezonden worden. Elke laag bestaat uit een opeenvolging van klankslierten die, vanwege de kortheid en snelheid van de samenstellende elementen en vanwege het feit dat voor de toonhoogte een negentientoonsindeling van het oktaaf wordt gebruikt, meer als melodische tendenzen (stijgend, dalend, golvend) dan als gearticuleerde melodieen worden waargenomen.
Alle slierten zijn, in wisselende verhoudingen, uit drie soorten elektronische elementen opgebouwd: sinusgolven, rechthoeksgolven en ruisen. Elke sliert wordt ingezet met een gebalde klankstoot en beeindigd met een lang uitgalmende klank. Klankstoten en uitgalmende klanken zijn afkomstig van opgenomen pianosnaren-clusters. De stoten verlenen het verloop dynamisch relief, terwijl de galmen een pedaalfunctie vervullen en tegenover de discontinuiteit van alle andere elementen de continuiteit vertegenwoordigen. (G.W. Raes)

In de realisatiepartituur worden verschillende mogelijkheden gegeven om de uiteindelijke klankprojectie te verzorgen. De meest avontuurlijke hiervan was het gebruik van twaalf onafhankelijke bandopnemers verbonden met foto-elektrische cellen die reageren op beweging. De banden worden dan naargelang er zich mensen in de zaal bewegen en vallen na een zekere tijd automatisch uit, op die manier wordt de superpositie dus in feite volledig aan toevalsfactoren overgelaten. (D. Moelants)

Tijdens BOEM 2022 wordt hiervan een simulatie gerealiseerd waarbij het publiek de bandopnemers activeert, maar dan wel in een concertversie waarbij de klanklagen niet onderbroken worden of stilvallen.

Bio

Lucien Goethals (1931 - 2006) studeerde aan het conservatorium van Gent van 1946 tot 1956. In die periode behaalde hij eerste prijzen orgel, muziekgeschiedenis, contrapunt en fuga. In 1957 werd hem de Emile Mathieu-prijs toegekend (een driejaarlijkse prijs, toegekend aan een veelbelovend componist)

Samen met Karel Goeyvaerts en Louis De Meester was hij een van de pioniers van de elektronische muziek in België. Hij speelde een belangrijke rol in de aansluiting van het Belgische muziekleven bij de West-Europese avant-garde.

In de late jaren 1950 komt de componist Goethals los van de neo-klassieke stijl. In 1957 schreef hij zijn eerste dodecafone werk, maar zette algauw de stap naar de serialisering van de andere muzikale parameters. In zijn componeren onderzocht hij het werken met reeksen van 19 tonen (Contrapuntos, Vensters) en 24 tonen (Studie VI, Zeven Haikoes) en hij betrekt de seriële logica ook op complexe klankverschijnselen zoals elektronische spectra of instrumentale clusters.

Zijn werk aan het IPEM bracht hem tot het combineren van elektronische en instrumentale partijen, een uiterst belangrijke ontwikkeling waarin Goethals, samen met zijn collega Louis De Meester, een pioniersrol speelde.

[- naar index -] [- begin pagina -]

6. Leo Küpper

L'enclume des forces (1967-71)

Gecomponeerd in 1967, herzien in 1974.
Auteur: Antonin Artaud.
Recitant: Jean-Claude Frison.

Deze compositie (vertaald: Het aambeeld van kracht) werd volledig gerealiseerd met de GAME (Générateur Automatique de Musique Électronique) door Küpper opgebouwd uit zestig analoge en digitale modules. GAME associeert een reeks frase-achtige sequenties van verschillende klank-aard. In dit werk zijn alle geluiden het resultaat van een programmering van de automatische machine die met terugwerkende kracht op de microfoon wordt gespeeld en op band wordt opgenomen (in een tijd dat alleen mono-opname mogelijk was). Het is een klankverkenning van de mogelijkheden van de automatische machine (met een verscheidenheid aan harmonische klanken, impulsen en geluiden). Wanneer er verschillende sporen waren (het resultaat van meervoudige programmeringen), werden deze door de microfoon omgeleid naar één enkel kanaal. Elke frase gaat over in een andere door het opkomen en breken

Bron: Sub Rosa

Bio

Leo Kupper werd geboren in Nidrum Oost-België 1935. Hij studeerde muziekwetenschappen aan het Conservatorium van Luik en werd daarna assistent van Henri Pousseur die in 1958 net de Apelac Studio in Brussel had opgericht. Kupper begon daar aan zijn eerste stukken te werken, maar hij zou ze pas voltooien toen hij in 1967 zijn eigen studio oprichtte: de Studio de Recherches et de Structurations Electroniques Auditives. Daar zou hij tot op de dag van vandaag meer dan veertig werken componeren, de meeste daarvan op zelfontworpen instrumenten. In de jaren '70 en '80 bouwde hij een reeks Sound Domes (Rome, Linz, Venetië en Avignon), plaatsen waar elk geluid, elk fonem dat door het luisterend publiek werd geuit, werd getransformeerd door honderden luidsprekers van verschillende grootte, georganiseerd in een koepelvorm. Dit apparaat transformeerde geluiden door ruimte EN tijd: een geregistreerd spraakfragment kon uren, dagen, misschien jaren later in een ander geluid veranderen. Leo had voorzien dat een apparaat als het zijne, een plaats voor contemplatie, broodnodig zou zijn in steden waar de natuur was verdwenen.

Eind jaren '70, nadat hij de Iraanse muziekmeester Hussein Malek had ontdekt, werd Kupper een van de weinige westerse virtuozen van de santur. Zijn eerste stukken werden uitgebracht door Deutsche Grammophon en later door Igloo. Zijn laatste werken zijn uitgebracht door het New Yorkse label Pogus. Deze plaat belicht Leo Kupper's vroegste unieke composities uit de jaren zestig, toen hij driftig op zoek was naar structuren die duidelijk toepasbaar waren op puur elektronische klanken. De enige film die over hem is gemaakt is 'Le plaisir du regret' (2003) van Guy Marc Hinant en Dominique Lohlé, hij weeft door middel van woorden de temporele paradoxen die de essentie van zijn muziek is.

Bron: Sub Rosa

[- naar index -] [- begin pagina -]

Samenstelling en organisatie: Dirk Veulemans

Partners BOEM 2023: ComAV vzw | FeBeME - BeFEM NE FR EN

Contact BOEM : xboemx@xtelenetx.be (verwijder de x-tekens)

BOEM is op Facebook te vinden. Vind onze pagina leuk !

Facebook icon

© 2023 BOEM

Intuit Mailchimp logo